Het echte dilemma stoelt niet op wat voor tijdelijke gevoeligheid voor pijn dan ook, maar op onze wonderbaarlijke vermogens om te herinneren en om vooruit te kijken, kortom op ons bewustzijn van tijd.
Wat maakt de mens uniek, anders dan alle andere dieren? Talloze denkers hebben hier antwoord op gegeven. Volgens de Amerikaanse filosoof Mark Rowlands, die twaalf jaar samenwoonde met een wolf, is het ons vermogen om te liegen.
De Engelsman, Alan Watts (1915-1973), bekend vanwege zijn popularisering van Oosterse filosofie, wijst in zijn Lof der Onzekerheid (alleen nog tweedehands beschikbaar) op een ander verschil: wij mensen zijn ons voortdurend bewust van het verleden en de toekomst. Wij zijn ons bewust van de tijd.
Dit tijdsbewustzijn gaat gepaard met een bewustzijn van de mogelijkheid van toekomstige pijn. Dat is een van de redenen waarom we volgens hem soms jaloers kijken naar dieren:
Ze hebben pijn en ze gaan dood, maar ze schijnen er geen ‘probleem’ van te maken. Hun levens schijnen zo weinig moeilijke toestanden te kennen. Ze eten wanneer ze honger hebben en ze slapen als ze moe zijn, en het is eerder instinct dan angst, dat hun schaarse voorbereidselen voor de toekomst schijnt te besturen. Voor zover wij kunnen oordelen is elk dier zó bezig met wat hij op dit ogenblik doet, dat het nooit in zijn kop opkomt om te vragen of het leven wel een betekenis of een toekomst heeft. Voor een dier bestaat geluk uit het genieten van het leven in het directe heden, niet uit de verzekering dat er een hele toekomst van vreugde voor hem ligt.
[…]Het dier heeft om gelukkig te zijn genoeg aan de genietbaarheid van dit moment. Maar de mens is daarmee allesbehalve tevreden.
Net als dieren ervaren we pijn. Wij beschikken echter door ons tijdsbegrip ook over het idee van toekomstige pijn. Het grote verschil is dat wij deze actief kunnen proberen te vermijden. Volgens de Griekse filosoof Epicurus is het vermijden van pijn zelfs de manier om gelukkig te worden. Dergelijke pijnvermijdingsstrategieën wijst Alan Watts af, omdat dat het leven afvlakt:”Je kunt minder kwetsbaar zijn door minder gevoelig te worden – door meer van een steen te hebben en minder van een mens – en zodoende minder in staat te genieten.”
Pijn en genot zijn voor Watts onlosmakelijk met elkaar verbonden:
Als we intens willen genieten, moeten we ook intense pijn incalculeren. Het genot hebben we lief, en we haten de pijn, maar het blijkt onmogelijk te zijn die twee van elkaar te onderscheiden. Het ziet er in feite naar uit dat ze elkaar op de een of andere manier wel af moeten wisselen, want ononderbroken genot is een prikkel die óf vervlakken moet, óf toenemen. En die toename óf de zintuiglijke centra afstompen met haar wrijving, óf omslaan in pijn. Wanneer je je houdt aan een dieet van zwaar tafelen, verlies je óf je eetlust, óf je gezondheid.
[…]Als we dus helemaal menselijk en helemaal levend en bewust willen zijn, ziet het ernaar uit dat we bereid moeten zijn te lijden in ruil voor ons genieten. Zonder die bereidheid kan er geen sprake zijn van groei in de intensiteit van ons bewustzijn. Maar toch zijn we over het algemeen daartoe niet bereid, en de veronderstelling dat we het zouden kunnen zijn, kan zelfs vreemd gevonden worden. Want ‘de natuur in ons’ is dermate in opstand tegen pijn, dat het idee alleen al van ‘bereidheid’ ze te verdragen, voorbij een bepaald punt onmogelijk en betekenisloos zou kunnen lijken.
[…]Omdat het bewustzijn zowel genot als pijn moet inhouden, is het streven naar genot door het uitsluiten van pijn in feite een streven naar het verliezen van bewustzijn. Omdat een dergelijk verlies in principe hetzelfde is als de dood, betekent dit dat hoe meer we vechten voor het leven (als genieting), hoe meer we feitelijk doden wat we liefhebben.
Watts keert telkens terug op ons begrip van tijd. Door onze fixatie voor het verleden en de toekomst hebben velen volgens hem moeite om te leven in het nu:
De kracht van herinneringen en verwachtingen is zó groot, dat voor de meeste mensen het verleden en de toekomst niet even werkelijk zijn als het heden, maar werkelijker.
[…]Dit soort bestaan in de fantasie van verwachting in plaats van in de werkelijkheid van het heden is vooral het moeilijke punt bij zakenmensen die alleen maar leven om geld te verdienen. Veel rijke mensen hebben veel meer kijk op het verdienen en sparen van geld, dan op het gebruik en het genot ervan. Zij leven niet, omdat ze zich altijd op het leven voorbereiden. In plaats van geld te verdienen om te leven, verdienen ze voornamelijk geld om het te verdienen, en wanneer dan de tijd komt om te ontspannen zijn ze daartoe niet in staat.
[…]Vanuit een andere gezichtshoek maakt de manier waarop wij herinnering en voorspelling gebruiken, ons eerder minder dan meer aanpasbaar voor het leven. Als we de zekerheid op een gelukkige toekomst moeten hebben, om te genieten, zelfs van een plezierig heden, vragen we het onmogelijke. Zo’n zekerheid hebben we niet. Zelfs de beste voorspellingen zijn eerder een kwestie van waarschijnlijkheid dan van zekerheid, en voor zover wij weten zal ieder van ons eens lijden en sterven. Als we dan niet gelukkig kunnen leven zonder een verzekerde toekomst, zijn we er zeker niet goed voor uitgerust om te leven in een eindige wereld, waarin ondanks de meest volmaakte plannen ongelukken blijven gebeuren, met aan het einde de dood.
Dit sluit aan bij de gedachten van de Franse essayist Montaigne. De dood onder ogen zien was volgens hem de manier om te leren leven. Dat is de enige zekerheid die we hebben: de dood wacht op ons allemaal. De rest is onzeker, en daar kunnen we maar een ding tegen doen: ‘ja’ zeggen tegen alles dat komt.
Lees Lof der Onzekerheid in het geheel om te kijken hoe Watts’ bespiegelingen verder gaan. Vul je leeservaring aan met Schopenhauer over leven in het nu: wie je bent, niet wat je hebt, maakt gelukkig en Epictetus over de wereld willen zoals die is.