Het grootste compliment dat mij ooit is betaald was toen iemand vroeg wat ik dacht, en luisterde naar mijn antwoord.
Dit schreef Henry David Thoreau (1817-1862), Amerikaans natuurliefhebber, filosoof, essayist en dichter, in Life without Principle, te vinden in zijn Essays, hier door mij deels vertaald. Thoreaus essays zijn stuk voor stuk een prachtige mengeling van beschrijving van de natuur, zijn eigen gedachten en de vraag hoe te leven. Zie bijvoorbeeld zijn pleidooi voor wandelen, waarin hij oproept naar buiten te gaan, omdat daar het echte leven plaatsvindt.
Voor Thoreau bestond er geen filosofie zonder dat het toepasbaar is. Wijsheid is het vermogen goed te leven:
De titel wijs wordt, voor het grootste gedeelte, verkeerd gebruikt. Hoe kan iemand een wijze man zijn, als hij niet weet hoe hij beter moet leven dan anderen? — als hij slechts sluwer en intellectueel subtieler is?
Daarom laat Thoreau abstracte theoretische verhandelingen links liggen. Hij richt zich op het meest concrete en essentiële:
Laten we eens kijken naar de manier waarop we ons leven doorbrengen.
Thoreau hekelt twee tendensen van zijn tijd: de steeds groeiende aanzien van het bedrijfsleven als doel van het leven en het feit dat steeds meer mensen zich met andermans leven bezighouden in plaats van hun eigen. Nu ruim honderdvijftig jaar verder klinken zijn woorden haast profetisch.
Ik denk dat er niets, zelfs niet misdaad, meer tegenovergesteld is aan poëzie, aan filosofie, ay, aan het leven zelf, dan dit onophoudelijke bedrijfsleven.
[…]Het zou heerlijk zijn om te mensheid voor een keer te zien ontspannen. Het is niets behalve werk, werk, werk.
Ontsnappen betekent voor Thoreau van de natuur genieten, door iedere dag te wandelen. Zelfs dat wordt volgens hem in zijn tijd niet meer gewaardeerd:
Als een man uit liefde de helft van iedere dag in het bos loopt, dan loopt hij het gevaar beschouwd te worden als een vagebond; maar als hij zijn hele dag spendeert als speculant, deze bossen deelt en de aarde kaal maakt voor haar tijd, dan wordt hij gewaardeerd als een ijverige en ondernemende burger.
Gelukkig worden begint bij jezelf, beweerde Seneca al. Thoreau zou deze mening delen. We moeten ons volgens hem met onze wereld bezighouden, en niet constant met die van een ander:
Net zo hol en vruchteloos, voor het grootste gedeelte, zijn onze dagelijkse gesprekken. Oppervlakte ontmoet oppervlakte. Wanneer ons leven ophoudt naar binnen gekeerd en privé te zijn, ontaarden gesprekken in louter roddels. We ontmoeten zelden een man die ons het nieuws kan vertellen dat hij niet gelezen heeft in een krant, of verteld is door zijn buurman; en, voor het grootste gedeelte, het enige verschil tussen ons en onze collega is, dat hij de krant heeft gezien, of uit is geweest voor thee, en wij niet. In verhouding tot hoe ons innerlijke leven faalt, gaan we constanter en wanhopiger naar het postkantoor. Je mag erop vertrouwen, dat de zielige man die terugkomt met de grootste hoeveelheid brieven, trots op zijn uitgebreide correspondentie, al een hele tijd niets van zichzelf heeft gehoord.
[…]Ik weet niet anders dan dat het te veel is om een krant per week te lezen. Ik heb het laatste geprobeerd, en voor een lange tijd voelde het alsof ik niet in mijn geboortestreek heb gewoond. De zon, de wolken, de sneeuw, de bomen zeggen mij niet zoveel. Je kunt niet twee heren dienen. Het vereist meer dan een dag toewijding om de rijkdom van de dag te bezitten.
Thoreau vindt eenmaal per week de krant lezen al te veel. Moet je nagaan hoe hij over onze leefwereld zou denken, waarin een heel scala aan media je continue bombardeert met breaking news.
Niet zonder een lichte huivering voor het gevaar, ontdek ik hoe dichtbij ik gekomen was om in mijn geest een triviale affaire—het nieuws op straat—toe te laten; en ben ik verbaasd hoe bereid mensen zijn hun geest vol te timmeren met zulke onzin,—om geruchten en incidenten van de meest onbelangrijke orde binnen te laten dringen op het gebied dat heilig moet zijn voor gedachten.
Zal de geest een publieke arena zijn, waar de affaires van de straat en de roddels van de theetafel voornamelijk besproken? Of zal het een kwart van de hemel zelf zijn?
Over precies dit onderwerp sprak ik laatst met psycholoog Ewee de Koning. Hij stelt dat we beter nooit meer het nieuws kunnen kijken.
Wat moeten we volgens Thoreau wel doen? Leven, ontspannen, genieten, wandelen. Heel veel wandelen, zoals hij betoogt in zijn essay Over Wandelen:
We moeten voortgaan op de kortste wandeling, wellicht, in de geest van onsterfelijk avontuur, om nooit terug te keren.