Als ik van mijn leven met Brenin iets geleerd heb, is het dat superioriteit altijd superioriteit in bepaald opzicht is. En verder staat tegenover superioriteit in bepaald opzicht waarschijnlijk een tekortschieten in andere dingen.
Talloze grote denkers hebben over dieren geschreven. Ze begluurden ze vanuit de verte of sneden ze open. Ze vergeleken ze met mensen en wezen ons op de dingen die dieren niet kunnen: schrijven, spreken, rationeel denken. Daaruit concludeerden ze dat de mens de hoogste levensvorm is.
Het is mogelijk om op een andere wijze over de verhouding tussen mensen en dieren te denken. Niet als een ladder, met bovenin de mens, maar als een veld waarin louter horizontale verschillen bestaan. Een dergelijke, rijkere blik, heeft de Amerikaanse filosoof Mark Rowlands.
In de Filosoof en de Wolf: lessen over liefde, dood en geluk (engels) schrijft Rowlands over zijn wolf, zijn metgezel, zijn levenspartner: Brenin, met wie elf jaar het leven deelde. Het is een boek over een wolf, maar eveneens een boek over wat het betekent om mens te zijn, ‘niet zozeer als biologische entiteit, maar als wezen dat dingen kan die geen enkel ander levend wezen kan.’
Rowlands somt vele gedachten van filosofen op over wat de mens uniek zou maken: onze beschaving, ons vermogen goed van kwaad te onderscheiden, onze vrije wil, ons vermogen tot liefhebben en het feit dat alleen wij begrijpen dat wij zullen sterven.
Deze gedachten verwerpt hij:
Als er al een kloof bestaat tussen ons en andere wezens, dan zijn deze verhalen er geen goede verklaring voor. Sommige dingen waarvan we denken dat dieren ze niet kunnen, kunnen ze wel. En sommige dingen die we zelf denken te kunnen, kunnen we niet. De rest is voor het grootste deel niet een kwestie van of, maar van de mate waarin. Onze unieke status berust vooral op het feit dát we deze verhalen vertellen en, meer nog, dat we er nog in geloven ook. Als ik in één zin een definitie van de mens moest geven, zou dit geen gekke zijn: mensen zijn de dieren die geloven in de verhalen die ze over zichzelf vertellen. Mensen zijn goedgelovige dieren.
Hoe zit het met ons vermogen te denken? Het feit dat wij het universum kunnen bevragen onderscheidt ons toch van dieren? Brenin stelt zulke vragen toch niet?
Ik ga er maar van uit dat van ons tweeën ik de enige was die deze vragen kon stellen. Houdt dat in dat ik het waardevolste product van dat universum was? Veel mensen denken van wel. Martin Heidegger, een Duitse filosoof uit de twintigste eeuw, stelt dat wat mensen onderscheidt en dus waardevol maakt, is gelegen in het feit dat de mens nadenkt over zijn bestaan. Een mens stelt vragen als ‘Wat ben ik?’ en ‘Was ik het waard?’. In wat algemenere termen: dankzij onze rationaliteit zijn wij beter dan andere dieren. Maar het valt niet mee om vast te stellen wat we met dat ‘beter’ bedoelen.
Eén manier, de meest voor de hand liggende, is ‘beter’ te definiëren als ‘nuttiger’. Maar ‘nuttig’ is geen absoluut begrip. Het is voor elk dier verschillend. Wat voor mij nuttig is, hoeft voor Brenin helemaal niet nuttig te zijn, en omgekeerd. Voor Brenin is het nuttig om snel te kunnen lopen en zich bliksemsnel om te kunnen draaien. In zijn natuurlijke omgeving vangt hij zo zijn voedsel. Voor mijn zijn zulke vaardigheden lang niet zo nuttig. Voor elk dier is het bestaan weer anders, en welke vaardigheden beter of nuttiger zijn, wordt door dat bestaan bepaald.
Wij mensen – apen noemt Rowland ons om onze oorsprong te benadrukken – hebben iPhones, vliegtuigen, kernbommen geproduceerd, we hebben ziektes uitgeroeid. We hebben de wereld meester gemaakt en zijn in staat tot ‘dingen waar wolven nooit van hebben kunnen dromen’. Volgens Rowland is dit verschil ontstaan omdat apen, ook mensen dus, in staat zijn om elkaar te bedriegen:
We kunnen kunst scheppen, literatuur, wetenschap. We weten de waarheid achter de dingen te achterhalen. Er zijn geen wolf-Einsteins, geen wolf-Mozarts en geen wolf-Shakespeares. En op een wat bescheidener schaal: Brenin kan natuurlijk niet een boek als dit schrijven. Dat kan alleen een aap.
Allemaal waar. Maar je moet voor ogen houden hoe dit alles is ontstaan. Onze wetenschappelijke en artistieke intelligentie is een bijproduct van onze sociale intelligentie. En die sociale intelligentie is ons vermogen om vaker anderen te bedriegen dan wijzelf door anderen worden bedrogen. Daarmee bedoel ik niet dat wetenschappelijke en creatieve intelligentie te herleiden zijn tot intrige en bedrog. Dat was wel het laatste waaraan Beethoven dacht toen hij de Eroica schreef. Het is ook niet zo dat ze onbewust zijn gedrag stuurden. Dat zou een lachwekkend bekrompen kijk op zijn componeren zijn. Mijn punt is dat Beethoven de Eroica alleen maar kon schrijven doordat hij het product was van een ontwikkeling met als kernelement het talent om beter te liegen en te intrigeren dan anderen.
Onze intelligentie kent voorgangers:
We doen andere wezens onrecht en bewijzen ook onszelf een slechte dienst als we vergeten waar onze intelligentie vandaan komt. En aan die intelligentie hangt een prijskaartje. In ons verre evolutionaire verleden zijn we een weg ingeslagen die de wolf nooit heeft gevolgd. Die weg is geen reden tot verwijten of felicitaties. Er was geen sprake van vrije keus. Die is er bij evolutie nooit. Maar er zijn wel gevolgen. Onze complexiteit, onze kunst, onze cultuur, onze wetenschap, onze waarheden, onze grootsheid, zoals we maar al te graag zeggen – we hebben het allemaal gekocht, en het is betaald met intrige en bedrog. Manipuleren en bedriegen, dát is de kern van onze superieure intelligentie, als een worm in het hart van een appel.
‘Misschien vindt u dit wel een al te halsstarrige tunnelvisie op wat mensen tot mensen maakt. Het kan best zo zijn dat we inderdaad een neiging hebben tot dubbelhartigheid en liegen. Maar we hebben toch ook aardiger eigenschappen? Liefde, empathie, onbaatzuchtigheid – hoe staat het daar dan mee?’
Uiteraard bestrijd ik niet dat mensen daartoe in staat zijn. Mensapen zijn het ook. Maar wat het mij om gaat, is niet wat mensen kenmerkt, maar wat hen onderscheidt van andere dieren. En de gedachte dat alleen mensen deze positieve eigenschappen hebben, valt moeilijk vol te houden.
De Filosoof en de Wolf is een alleraardigst boek dat ik van harte aanbeveel. Ik heb nu ingezoomd op een enkel thema, maar in het boek valt veel meer te vinden. Het staat vol prachtige anekdotes over het opvoeden van Brenin, die regelmatig meeging naar de collegezaal en daar af en toe in de tassen van de studenten snuffelde; vragen over of je dieren wel moet domesticeren, of dat ze thuis horen in de ‘natuur; reflecties over de geluk en de dood; veganisme; en nog veel meer.
1 reactie
onbegrijpelijk dat sommige mensen zo iets moois kunnen doden. een relatie tussen mens en dier de schrijver laat zien dat we deels apen maar ook een wolf zijn maar dat we de wolf weggelaten hebben en enkel de aap heb over gehouden maar men moet de wolf blijven houden een erg interessant boek mooi om te lezen maar jammer dat de hoofdact niet meer leeft.