In het algemeen geldt dus: wil je iets doen, maar er dan een gewoonte van; als je iets niet wilt doen, doe het dan ook niet, maar wen je eraan om in plaats daarvan iets anders te doen.
Gewoontes leiden onze levens. Vrijwel niets is zo belangrijk en tegelijkertijd zo ontzettend lastig om te veranderen. Maar niet omdat we het niet proberen. Nieuwjaarsresoluties, stappenplannen, beloftes: ‘maar nu ga ik echt stoppen met roken/te veel eten/altijd boos zijn/… /maar nu wil ik echt meer bewegen/Spaans leren/eindelijk die roman afmaken. Talloze boeken, gidsen en handleidingen worden er jaarlijks geschreven om te helpen onze gewoontes te veranderen.
Onszelf willen veranderen, verbeteren zelfs, is niet slechts een fenomeen van onze tijd. Bijna tweeduizend jaar geleden doceerde de filosoof Epictetus al over precies dit onderwerp: onze gewoontes en hoe we ze kunnen veranderen. Er is heel veel veranderd sinds zijn tijd, zo ook een deel van onze gewoontes, maar zijn beschrijving van de achterliggende mechanismen en zijn strategieën om ze te veranderen, bieden nog altijd een waardevol inzicht.
Epictetus (ca. 50-130 nChr.), bekend van zijn zakboekje voor geluk, was een stoïcijns filosoof die zich toespitste op praktische levensvragen. Een groot deel van zijn colleges, waarin hij spreekt over onderwerpen als vrijheid en hoe boosheid en je je ergeren je geluk in de weg staat, zijn dankzij zijn leerling Arranius bewaard gebleven. In zijn college over gewoontes, te vinden in zijn Verzameld werk, hier vertaald door Gerard Boter en Rob Brouwer, benadrukt hij dat wij gewoontedieren zijn en dat als wij willen veranderen wij onze gewoontes moeten veranderen:
Elke gewoonte, elk vermogen wordt geconsolideerd en versterkt door de handelingen die erbij horen. Als het om lopen gaat, is dat de handeling van het lopen, en hetzelfde geldt voor hardlopen. Als je een lezer wilt zijn, moet je lezen; wil je schrijven zijn, schrijf dan.
Het lastigste te veranderen zijn onze ingeslepen gewoontes. Epictetus noemt als voorbeelden onze drang naar geld, onze neigingen om boos te worden en onze ondeugdelijke fantasieën. Zij zijn als paden in een bos die zo vaak bewandeld zijn dat onze voeten ze vanzelf volgen:
Wanneer je woedend wordt, besef dan dat dat kwaad je niet alleen deze en keer is overkomen, maar dat je ook die gewoonte hebt versterkt en als het ware olie op het vuur hebt gegooid. Wanneer je voor de verleiding bent bezweken om met iemand naar bed te gaan, beschouw dat dan niet als één op zichzelf staande nederlaag. Je hebt namelijk voedsel gegeven aan je gebrek aan zelfbeheersing en dat er dus alleen maar erger op gemaakt. Het is immers onvermijdelijk dat als gevolg van dat bijbehorende gedrag de desbetreffende gewoontes en vermogens, als je die eerder nog niet had, vaste voet bij je krijgen en dat ze, als je ze al we had, verhevigd en versterkt worden.
Dus iedere maal dat we een reeds begaande pad herhalen, maken we het lastiger de dag erna een andere route te volgen:
Als je je eenmaal gewonnen hebt gegeven en zegt dat je later wel zult zegevieren, als je dat telkens weer doet, wees er dan van verzekerd at je conditie zo abominabel en zo zwak zal zijn dat het bij latere gelegenheden niet eens meer bij je opkomt dat het verkeerd is wat je doet, maar dat je tegelijk excuses begint aan te voeren voor je handelswijze. Dan zul je het gelijk van Hesiodus bewijzen, die dichtte: Uitstel maakt dat je nimmer de strijd met het ongeluk uitvecht.
Hoe ontsnappen we dan uit deze ingekerfde paden?
Epictetus geeft twee strategieën. Ten eerste benadrukt Epictetus de kracht van tellen:
Op de eerste dag wordt gewoonte immers al verzwakt, om vervolgens geheel te verdwijnen. ‘Vandaag heb ik me niet verdrietig gevoeld’, en zo misschien ook de dag daarna, en vervolgens twee, drie maanden lang. ‘Ik ben er ook op gaan letten dat ik me niet aan bepaalde prikkels blootstelde.’ Neem maar van mij aan dat het met jou wel in orde komt.
Ten tweede benadrukt hij dat we moeten leren van wat anderen hebben gedaan:
Het is al voldoende als je je terugtrekt ‘en het gezelschap van rechtschapen mensen opzoekt’ om in zo’n omgeving jezelf aan een vergelijkend onderzoek te onderwerpen. Als model kun je dan iemand onder de levenden, maar evengoed iemand uit het verleden uitkiezen.
Volledig in lijn met Epictetus betoogt Nietzsche achttien eeuwen later op voortreffelijke wijze later waarom we een filosoof als voorbeeld moet nemen voor ons leven.
Epictetus vervolgt over het leven naar een voorbeeld:
Door zulke voorbeelden in stelling te brengen zul je je indruk kunnen overwinnen en er niet door worden meegesleurd. Laat je, om te beginnen, niet door het overweldigende aan zo’n indruk van de wijs brengen, maar zeg tegen hem: ‘Wacht even, indruk; laat me eerst eens kijken wat voor een indruk je bent, en waarvan; laat me je eerst eens keuren.’ Geef hem vervolgens niet de kans om je mee te voeren met behulp van een schildering van wat er daarna allemaal komt, want anders gaat de indruk met je aan de haal en brengt hij je waar hij maar wil. Breng liever een andere, een fraaie en edele indruk in het veld en verjaag dat smerige exemplaar.
Zo moeten we volgens Epictetus dus oefenen. Hij vergelijkt het leven van een wijze ook met het leven van een atleet. Beide vergen enorm veel training, oefening.
Lees het Verzameld werk van Epictetus in het geheel voor een heel scala aan praktische levensvragen. Vul je leeservaring aan met wat de andere stoïcijnse filosofen te vertellen hebben, zoals Seneca over de relatie tussen alleen zijn en geluk, het verkwisten van je kostbaarste bezit: je tijd en keizer Marcus Aurelius’ gids voor grandioze dagen.