We moeten voortgaan op de kortste wandeling, wellicht, in de geest van onsterfelijk avontuur, om nooit terug te keren.
Ruim anderhalve eeuw na Thoreau’s dood leven we in een tijd waarin we een groot deel van de dag stilzitten: achter onze bureaus, turend naar een scherm; achter het stuur, turend naar de weg; achter de televisie, turend naar reclame. Als we bewegen dan is het doelmatig. We werken ons in het zweet in een felverlichte fitnesszaal onder aanmoediging van een fitnessinstructeur, wiens blik telkens afdwaalt naar het prachtige meisje verderop. De rest van ons bewegen bestaat uit lopen naar de auto of van de bank naar de koelkast.
Henry David Thoreau (1817-1862) was een Amerikaanse natuurliefhebber, filosoof, essayist en dichter. Zeven jaar na het schrijven van zijn bekendste werk, Walden, schreef hij het essay Walking (online), hier door mij vertaald (update 2018: nu beschikbaar als Wandelen, vertaald door Edzard Krol) . In een tijdperk waarin we het grootste deel van onze dag zittend beleven – waarschijnlijk zit je nu! – is zijn pleidooi voor het wandelen actueler dan ooit:
Ik denk niet dat ik mijn gezondheid en gemoedstoestand kan bewaren tenzij ik minstens vier uur per dag – en het is vaak meer dan dat – door het bos en over de heuvels en velden slenter, absoluut vrij van wereldse verplichtingen.
Echt, vrij, leven bestaat volgens Thoreau uit leven in de wildernis. Niet dat wat al getemd is door de mens, maar juist de ongerepte natuur brengt ons een ongekende vrijheid en geluk.
“Het meest levend is het wildste. Nog niet beheerst door mensen, ververst zijn aanwezigheid hem.” Toch kiezen velen van ons ervoor om als zombies hele dagen stil te zitten en naar een scherm te kijken, druk bezig met onzinnige afleidingen. Thoreau zou medelijden met ons hebben:
Wanneer ik er soms aan word herinnerd dat technici en winkeliers niet alleen de hele ochtend in hun winkel blijven, maar ook de hele middag, zitten met gekruiste benen, zovelen van hen – alsof onze benen gemaakt waren om op te zitten, en niet om op te staan of te lopen – dan denk ik dat ze wat krediet verdienen dat ze niet allang zelfmoord hebben gepleegd.
[…]
Ik ben verbaasd over de kracht van uithoudingsvermogen, om niets te zeggen over de morele ongevoeligheid van mijn buren die zichzelf opsluiten in hun winkels en kantoren voor hele dagen, voor weken en maanden, aye, voor jaren.
Zelfs degenen van ons die af en toe een blokje om lopen zijn geen echte wandelaars volgens Thoreau:
Het is waar, we zijn slechts kruisvaarders met een zwak hart, zelfs de lopers, tegenwoordig, die geen volhardende nooit eindigde tochten ondernemen. Onze expedities zijn slechts rondleiding en komen terug in de avond naar de oude haard waarvan wij vertrokken zijn. De helft van de wandeling is het natrekken van onze stappen.
[…]Het wandelen waarover ik spreek heeft niets gemeen met lichamelijke oefeningen, zoals zieken hun medicijnen op vastgestelde uren innemen,– zoals het zwaaien met dumbells of stoelen; maar het is de onderneming en de avontuur van de dag.
Ik hoor je al zeggen – want dit spookt ook door mijn hoofd – dat je helemaal geen tijd hebt om echt te wandelen. Vier uur per dag de wildernis in lijkt onmogelijk. Je hebt verplichtingen, je hebt het druk (onterecht volgens Seneca).
Bovendien, waar vind je überhaupt nog ongerepte natuur in Nederland? Ieder natuurgebied heeft nette paden (“wegen zijn voor paarden en zakenmannen”, niet voor wandelaars, volgens Thoreau). Ook is wildkamperen is verboden, dus iedere wandeling wordt al snel een rondje.
Thoureau moedigt ons zelfs aan om het gewone leven achter ons te laten:
Als je klaar bent om je vader en moeder, en broer en zus, en vrouw en kinderen en vrienden te verlaten, en ze nooit meer te zien; als je al je schulden hebt afbetaald, je testament opgemaakt, al je zaken geregeld, en een vrij mens bent; dan ben je klaar voor een wandeling.
Wellicht is al je familie achterlaten te veel van het goede. Wellicht is het al te laat om kriskras door de bossen en over de heuvels te slenteren. Wellicht houd je wel van je baan waar je veel stil moet zitten. Maar dan nog kan je leren van Thoureau’s boodschap.
Je hoeft niet letterlijk alles achter je te laten, met als doel niet meer terug te keren, om te wandelen. Je hoeft niet hele dagen achtereen te slenteren. Buiten zijn “ververst je”. Het geeft je energie. Ook al is het maar een uurtje. Tijdens het lopen laat je alles achter je, je vergeet je drukke bestaan, alles dat je nog moet doen. Je slentert – niet als oefening maar als avontuur, niet wetende waar je tocht je heen zal leiden – en bent even “absoluut vrij”.
Lees Wandelen in zijn geheel, het liefst buiten tijdens een rustmoment van een wandeling, en anders toch echt op je scherm. Lees ook de eerder aangestipte tekst van Seneca over onterecht het idee hebben dat je het druk hebt, en zijn pleidooi dat gelukkig zijn begint bij jezelf, ideaal leesvoer voor iedere wandelaar. Of nog beter, sta op en ga naar buiten, het avontuur wacht.