Geld maakt gelukkig; geld maakt niet gelukkig. Beide uitspraken zijn waarschijnlijk even oud als het ruilmiddel zelf en nu nog steeds verschillen de meningen. Aristoteles schrijft dat geluk vaker wordt gevonden in degene die hun ziel en karakter hebben ontwikkeld, en die alleen een gemiddelde hoeveelheid externe goederen bezitten, dan degene die externe goederen tot een nutteloze hoeveelheid bezitten.
Xenophon (ca. 430-355 v.Chr) deelt Aristoteles’ mening. In zijn werk De Econoom, hier door mij vertaald, bespreekt hij die relatie tussen geld, rijkdom en geluk. Xenophon was net als Plato een leerling van Socrates en laat in De Econoom zijn leermeester, Socrates, een gesprek voeren met een andere Athener, Kritobulus.
Kritobulus vraagt aan Socrates of hij van mening is dat ze rijk genoeg zijn.
Voor mijzelf, antwoord Socrates, als je het over mij hebt, dan beschouw ik dat ik niet meer welstand nodig heb, ik ben rijk genoeg; maar jij, Kritobulus, lijkt heel erg arm, en ik benadruk je dat er momenten zijn dat ik medelijden met je hebt.
Kritobulus reageert met een lach: Goede genade, Socrates, wat denk je dat jouw eigendommen opleveren bij verkoop, en de mijne?
Socrates antwoord: Ik denk dat als ik een goede koper vind ik voor alles, inclusief mijn huis, vijf minae kan krijgen. Maar jouw bezit, en hiervan ben ik mij bewust, zou honderd keer dit bedrag opleveren.
Kritobulus: En als je deze som hebt gedaan, dan denk jij nog steeds dat jij niets meer nodig hebt en je hebt medelijden met mijn armoede?
Jazeker, antwoord Socrates, want ik heb genoeg om mij van mijn behoeften te voorzien.
Valt opvalt is Kritobulus en Socrates verschillende definities van rijkdom hanteren. Volgens Kritobulus is rijkdom een kwantitatieve maatstaf, net zoals tegenwoordig de Forbes 500, de lijst met ‘de 500 rijkste mensen ter wereld’, alleen een getalletje neemt om rijkdom te meten. Andere zaken die van nut zijn, zoals gezondheid, worden in dit nauwe rijkdombegrip niet meegenomen. Kritobulus denkt dus dat hij rijker is omdat hij meer bezit dan Socrates.
Socrates meent dat dat onjuist is en dat wij rijkdom veel breder moeten opvatten dan slechts geld. Om dit te illustreren vraagt hij aan Kritobulus:
Wat zullen we zeggen dat vrienden zijn, als een een man weet hoe hij ze moet gebruiken om er voordeel uit te halen?
Rijkdom, sowieso, zei Kritobulus, en in een veel hogere mate dan het vee, indien ze meer bijdragen aan de samenleving dan het vee.
Zo komen ze tot de conclusie dat rijkdom alles is dat van nut is voor ons geluk. Goede vrienden dragen bij aan het geluk en maken ons dus rijk. Cicero deelt deze mening in zijn traktaat over vriendschap.
Socrates filosofeert verder, niet alleen is rijkdom veel meer dan geld – geld is niet eens altijd rijkdom:
Zelfs geld is geen rijkdom als de eigenaar niet weet hoe hij het moet gebruiken.
Een mooi voorbeeld hiervan is Dagobert Duck, die geld oppot tot zijn pakhuizen uitpuilen, maar waarvan Socrates niet zou zeggen dat hij rijk is. Dagobert Duck is door zijn vrekkigheid niet in staat om zijn geld op de uit te geven, dan is het volgens Socrates ook niets waard. Geld krijgt pas zijn waarde op het moment dat je het ruilt voor waardevolle zaken.
Zelfs als je je geld wel weet uit te geven is het volgens Socrates niet meteen duidelijk dat dit je rijk maakt:
Stel je voor dat hij zijn geld zo gebruikt dat dit tot aftakeling leidt van zijn lichaam, zijn ziel en zijn huishouden – bijvoorbeeld als hij het besteedt aan een prostitué – hoe kan geld dan worden gezien als iets dat voordeel voor hem heeft?
Over zijn voorbeeld, een prostitué, kun je natuurlijk twisten of dat werkelijk schadelijk is voor lichaam en geest. De Romeinse dichter Lucretius beargumenteerde bijvoorbeeld dat naar de hoeren gaan een uitmuntende keuze is. Maar we kunnen het voorbeeld Socrates’ voorbeeld veranderen zonder zijn argument aan te tasten.
Stel je Heidi voor, zij besteedt al haar geld aan heroïne.
Als je Heidi meer geld geeft en je weet dat zij dit gaat gebruiken om nog meer heroïne te spuiten, zou je dan zeggen dat zij door de toename van geld rijker is geworden? Ik niet. Een helpende hand, vriendschap, zou Heidi veel meer tot nut zijn en haar daarentegen wel rijker maken.
Socrates legt telkens de nadruk op het gebruik van geld boven louter het bezit ervan. Geld maakt alleen gelukkig in zoverre het er voor zorgt dat je voldoende kunt bezitten om aan je wensen te voldoen. En het moeten ook nog eens de juiste wensen zijn, geen schadelijke activiteiten voor lichaam en geest zoals hele dagen heroïne spuiten, hoe graag Heidi (of jij) dat ook wilt.
Rijker worden kan dan op twee manieren: meer geld verdienen om aan meer van je behoeftes te voorzien, of je behoeften bijbestellen zodat je minder nodig hebt. Dit laatste is de weg van Socrates en van ook bijvoorbeeld Epictetus, die pleit voor de wereld willen zoals hij is.
Lees naast Xenophons De econoom ook een hedendaagse benadering van dit thema door de filosoof Marc Dwane in zijn boek Armer leven: Rijker leven. Bekijk eveneens de eerder aangestipte benadering van Aristoteles over rijkdom en geluk, die een antwoord geeft op het fenomeen economische ongelijkheid.
2 reacties
Door heroïne te gebruiken beperk je je behoeften enorm. Weliswaar zal je levensduur ingekort worden, maar ook de behoefte naar een lang leven zal verdwenen zijn. Behoort Heidi niet juist tot de rijken der aarde, met haar behoeften ingeperkt tot slechts een ding?
Dag Michael,
Ik vind het een mooie gedachte, maar toch kriebelt er iets.
Slechts als je geluk gaat reduceren tot het succesvol vervullen van je subjectieve behoeften en mits ze werkelijk alleen de behoefte heeft om te spuiten (en niet aan intermenselijke contant, een uitdagende hobby/baan, etc.), kun je zeggen dat ze enorm rijk is.
Voor Xenophon (hierin volgt hij zijn leermeester Socrates) geldt dat we geluk breder moeten opvatten dan alleen maar aan je subjectieve behoeftes voldoen. Genoeg hebben aan je behoeftes is wellicht een noodzakelijke voorwaarde voor geluk, maar het is alleen niet voldoende. Het op orde hebben van je ziel, lichaam, etc,. zijn voor hem eveneens van levensbelang om rijk te zijn.
Heidi voorziet dan wel aan haar behoeftes, maar ze verpest de andere belangrijke ingrediënten voor een rijk leven.