Er zijn in verschillende perioden verschillende solitaire filosofieën geweest, sommige heel edel, andere wat minder.
Voor veel Westerse filosofieën is de weg naar geluk allereerst een eenzame. De Stoa meenden dat de weg naar geluk begint bij gelukkig alleen zijn. In de brief over het geluk van Epicurus draait het om het individu en hoe die plezier kan maximaliseren pijn vermijden. Nietzsche benadrukt de kracht van eenzaamheid.
Een dergelijk pad is volgens Bertrand Russell (1872-1970), Brits filosoof, wiskundige, logicus, historicus en veelschrijver, onjuist. Relaties aangaan spelen een cruciale rol in zijn Conquest of happiness(het enige boek met ‘geluk’ in de titel dat ik aanbeveel).
Russell, hier vertaald door Hans Keizer, beschrijft hoe hij een ongelukkige jeugd heeft gehad en hoe hij in zijn leven het geluk veroverd heeft, juist door zich minder met zichzelf bezig te gaan houden. Hij keerde zich naar buiten in plaats van naar binnen:
Als kind was mijn favoriete kerkzang: ‘Vermoeid van aarde en beladen met zonde.’ Toen ik vijf jaar was, bedacht ik dat als ik zeventig zou worden, ik nog maar een veertiende deel van mijn hele leven achter de rug had, en ik vond de oeverloze verveling die me nog te wachten stond bijna ondraaglijk. Als adolescent was ik een levenshater en stond ik voortdurend op het punt zelfmoord te plegen, maar daarvan werd ik weerhouden door het verlangen me in de wiskunde te verdiepen.
Nu geniet ik juist van het leven; ik zou bijna zeggen dat ik er elk jaar meer van ga genieten. Dat is gedeeltelijk te danken aan mijn ontdekking van wat ik het meest verlangde, en aan het feit dat ik vele van die dingen geleidelijk heb gekregen. Het komt ook gedeeltelijk doordat ik met succes bepaalde dingen die ik verlangde – zoals het verwerven van absoluut zekere kennis over een onderwerp – terzijde heb kunnen schuiven als in wezen onbereikbaar. Maar het is voor een zeer groot deel te danken aan het feit dat ik me minder met mezelf ben gaan bezighouden. Evenals anderen die een puriteinse opvoeding hebben gekregen, had ik de gewoonte veel na te denken over mijn zonden, dwaasheden en tekortkomingen. Ik vond mezelf – ongetwijfeld terecht – een ellendig wezen.
Geleidelijk leerde ik onverschillig te staan tegenover mijzelf en mijn tekortkomingen; ik ging mijn aandacht steeds meer op externe zaken richten: de toestand van de wereld, verschillende takken van wetenschap, mensen voor wie ik genegenheid voelde.
Russell wimpelt de eerdergenoemde filosofieën, die menen dat het geluk volledig binnenin gevonden kan worden, af:
Dit zijn allemaal solitaire filosofieën in de zin dat het goede wordt beschouwd als iets wat in elk mens afzonderlijk te bereiken valt, niet alleen in een kleine of grote samenleving van mensen. Naar mijn mening zijn zulke visies allemaal onjuist, niet alleen volgens een ethische theorie, maar ook als uitdrukkingen van onze beste instincten. De mens is afhankelijk van samenwerking en is door de natuur, weliswaar enigszins gebrekkig, uitgerust met het instinctieve apparaat waaruit de welwillendheid ontspringt die nodig is voor samenwerking.
De hoogste vorm van samenwerking is volgens hem de liefde. Russell schrijft:
Liefde is de eerste en meest algemene vorm van emotie die tot samenwerking leidt, en degenen die liefde met enige intensiteit hebben ervaren, zullen geen voldoening vinden in een filosofie die stelt dat hun hoogste goed onafhankelijk is van dat van hun geliefde.
Vergelijk dit ook met wat de Romeinse dichter Lucretius over de liefde schreef. Lucretius meende dat liefde berust op bedrog en dat je beter naar de hoeren kunt gaan. Dat is een voorbeeld van de solitaire filosofie waartegen Russell ageert. Werkelijke verbinding geeft waarde; iets wat simpele vleselijke genoegens nooit kunnen bieden.
Liefde bestaat volgens Russell echt. Het is weliswaar niet de grootste waarde van het leven, maar wel ‘essentieel voor alle andere waarden.’ Het maakt al het andere meer waard. We kunnen liefde waarderen omdat het:
alle voortreffelijke genoegens vergroot, zoals muziek, een zonsopgang in de bergen en de zee bij volle maan. Een man die nog nooit van mooie dingen heeft genoten in het gezelschap van een vrouw die hij beminde, heeft niet ten volle de magische kracht ervaren waartoe zulke dingen in staat zijn.
Opnieuw kan liefde de harde schaal van het ego doorbreken, want het is een vorm van biologische samenwerking waarin de emoties van beiden nodig zijn om de instinctieve behoeften van de ander te bevredigen.
Dit soort liefde, wat Plato ironisch beschrijft als het terugvinden van je wederhelft, is volgens Russell niet voor iedereen weggelegd. Dat betekent echter niet dat ze niet bestaat. Pas als je haar kent kan je erover spreken. In die zin blijft de liefde ‘onaantastbaar voor het scepticisme’. Mensen kunnen twijfelen over liefde, maar dat is niet omdat liefde niet bestaat, maar omdat deze scepticisten er niet toe in staat zijn.
Lees The Conquest of Happinessgratis online of steun De Idioot en koop het bij Athenaeum Boekhandel. Bekijk daarnaast wat Russell schrijft schrijft over verveling, een fenomeen waar we in onze tijd van instant gratification, de Netflixgeneratie, o zo bang voor zijn.
Deze pagina bevat één of meerdere affiliate links. Lees wat ze zijn en waarom ik ze gebruik hier.