Filosofie is leren te sterven, schrijft Plato in de Phaedo. Hij noemt het lichaam de kerker van de ziel en meent dat je deugdzaam moet leven, zodat je ziel bij het sterven probleemloos het lichaam kan verlaten en terug kan keren naar het hogere zielenrijk. Filosofie leert je goed leven, en zo goed te sterven. Slecht leven zorgt ervoor dat je ziel bij de dood half in het lichaam blijft hangen, aldus Plato. Geen pretje, lijkt mij.
Titus Lucretius Carus (99-55 v.Chr), Romeins dichter en aanhanger van het Epicurisme, doet dit bovenstaande af als onzin. In zijn prachtige Leerdicht over de Natuur (Gutenberg, ENG), hier vertaald door Marguerite Prakke, behandelt hij naast de liefde ook de dood. Volgens Lucretius is het doel van het leven gelukkig zijn en staat “het vast dat we na de dood niets hebben te vrezen” ongeacht van hoe wij leven! Want de ziel verdwijnt bij de dood en “wie niet bestaat kan ook niet ongelukkig worden.”
Simpel, toch? Toch heerst er volgens Lucretius onder mensen een grote verwarring over de dood. Mensen doen de gekste dingen in een poging eraan te ontkomen, of het uit te stellen, en maken zo van hun beperkte tijd op aarde een ware verdoemenis:
Ook al gebeurt er niets, toch prikt het kwaad geweten
en brandt de gesel van de angst voor wat er kan komen,
zonder dat hij inziet waar de grens ligt van het
lijden en wanneer er een eind komt aan de straffen,
bang dat ze na de dood misschien zelfs erger worden.
Tenslotte wordt de dwaas z’n leven een hel op aarde.
Filosofie, en in het meer algemeen kennis van de natuur, moet ons leiden tegen de terreur van het idee van de dood. In deze zin kan filosofie ons wel degelijk leren te sterven:
Deze onbestemde angst en duisternis moet je
niet met zonnestralen en helder daglicht verdrijven
maar door observatie van de natuur en haar wetten.
Om over onze angst heen te komen moeten we onderzoeken wat de ziel precies is:
Lijkt het me logisch dat ik hierna het wezen van onze
geest en onze ziel in mijn verzen toe moet lichten
en de vrees voor de Onderwereld uit moet bannen
die het menselijk leven zo grondig in de war schopt
door alles met de zwarte kleur van de dood te bedekken,
en die geen enkele zuivere, pure vreugde toelaat.Ontstaat ze telkens of slipt ze bij de geboorte binnen,
en vergaat ze met ons wanneer de dood haar afbreekt?
Lucretius hanteert een atomistisch wereldbeeld. De hele werkelijkheid bestaat slechts uit deeltjes en leegte – zie ook Democritus, die daaruit concludeert dat wij geen kinderen moeten krijgen. Er is in Lucretius’ visie niet zoals bij Plato een immateriële werkelijkheid. Er is geen hogere zielenrijk, hemel, of iets dergelijks.
De ziel is niets meer dan materie, een collectie deeltjes in ons lichaam. Volgens Lucretius kan de ziel dus na de dood niet blijven bestaan:
Want wanneer het lichaam, dat als een soort waterkruik dienst doet,
na één of andere forse dreun verslapt en door een
ernstig bloedverlies de ziel niet vast kan houden,
hoe kun je dan geloven dat de lucht, die heel wat
poreuzer is dan ons lichaam, de ziel bijeen kan houden?De dood betekent dus niets voor ons en raakt ons totaal niet
omdat de geest door ons beschouwd wordt als iets sterfelijks.
Als je eenmaal begrijpt dat de ziel net als het lichaam sterft bij de dood, heb je volgens Lucretius geen reden meer om bang te zijn voor de dood. Vind je het leven te kort – volgens Seneca is het leven niet kort maar verkwisten wij onze tijd – en probeer je er alles aan te doen om het leven zo lang mogelijk te maken? Dan ben je volgens Lucretius ook een dwaas die de natuur niet heeft begrepen:
Voor stervelingen staat het vast dat het leven eindigt,
de dood niet te ontlopen, we moeten eraan geloven.
Verder draaien we alsmaar in hetzelfde rondje,
een langer leven brengt geen enkel nieuw genot voort.
We begeren wat er niet is, want dat lijkt ons geweldig.
Is het in ons bezit, dan begeren we weer iets anders,
een niet te lessen dorst naar het leven houdt ons bezig.
Oftewel, voor de dood hoeven we niet bang te zijn. In de woorden van Lucretius’ filosofische leermeester Epicurus: “Als wij er zijn, is de dood niet, en als de dood er is, zijn wij niet.” Maak er nu het mooiste van, het heeft totaal geen zin om je druk te maken over je dood. Het is slechts verspilde energie, het is tijd die je beter zou kunnen gebruiken, bijvoorbeeld door klassieke literatuur te lezen.
De Leerdicht over de Natuur bevat naast de dood nog veel meer interessante inzichten. Bijvoorbeeld over liefde, vrouwen versieren en hoeren bezoeken, de sprookjes die Goden heten, de structuur van de werkelijkheid en het geluk. Het is absoluut de moeite waard om in zijn geheel te lezen, al is het alleen maar al voor de prachtige poëzie. Lees daarnaast werken van de grootste filosofische concurrent van die tijd: de Stoa. Zij schreven onder andere over de wereld willen zoals hij is, waarom gelukkig worden bij jezelf begint en het al eerder aangestipte relaas over het verkwisten van onze tijd.
2 reacties
Prachtig, “De rerum natura”. Ik lees er regelmatig in, weliswaar met een vertaling ernaast, maar het is meer dan de moeite waard. Volgens Nietzsche, toch een groot kenner van de oudheid, was Lucretius de grootste filosoof uit die periode.
Zijn taal is pure poëzie, geweldig. Dus dat is dubbel genieten: boeiende ideeën, verpakt in prachtige taal.
Inderdaad, schitterend. Helaas ben ik het Latijn niet machtig genoeg en moet ik het (voorlopig) met een vertaling doen. Ooit…