Als de gehele mensheid met één uitzondering dezelfde mening had, terwijl die ene persoon een tegengestelde opvatting koesterde, dan zou de mensheid even weinig recht hebben om die ene persoon tot zwijgen te brengen dan hij zou hebben om de mensheid het zwijgen op te leggen, als hij de macht had.
John Stuart Mill (1806-1873) was een Engels filosoof en econoom. Hij was een voorvechter van het utilitarisme, de idee dat het goede bestaat uit het nastreven van genot en het vermijden van pijn. (Meer dan vijfentwintighonderd jaar geleden beargumenteerde Democritus al aan de hand van een soortgelijk idee waarom het onethisch is kinderen te krijgen, en in de eerste eeuw na Christus dichtte de Romein Lucretius hoe we naar dit idee ons leven moeten inrichten.)
In over vrijheid (Engels online) legt Mill uit waarom vrijheid van meningsuiting uitzonderlijk belangrijk is voor onze samenleving. Hij acht het van fundamenteel belang dat alle overtuigingen kunnen worden uitgesproken en bediscussieerd, ongeacht of ze waar, deels waar of volledig onwaar blijken te zijn. Voor alle drie de mogelijkheden laat hij zien waarom een samenleving er baat aan heeft dat ze serieus worden besproken. Tot slot bespreekt hij de vraag of er grenzen moeten zijn aan de vrijheid van meningsuiting.
Toch waar
Ten eerste is het mogelijk dat een mening waaraan men het zwijgen oplegt toch waar is, hoe zeker wij ook van onszelf zijn.
[…]Als men weigert naar een opvatting te luisteren, omdat men ervan overtuigd is dat zij niet waar is, betekent dit dat men de eigen zekerheid gelijkstelt met absolute zekerheid. Elk stilleggen van een discussie is een aanmatiging van onfeilbaarheid.
Mill wijst ons op vele tijdperken en culturen die anders dachten en die eveneens ervan overtuigd waren het gelijk aan hun zijde te hebben. Zij hadden het mis. Wij kunnen het mis hebben.
Net zo zeker als allerlei vroeger aanvaarde ideeën door het heden worden afgewezen, zullen talrijke nu gangbare ideeën door de toekomst verworpen worden.
Zie ook hoe Montaigne deze feilbaarheid gebruikt als model voor het leven.
Kunnen we nog wel iets doen, ergens voor staan, wetende dat het mis kunnen hebben? Volgens Mill moeten we zodra we ergens van overtuigend zijn ernaar handelen. Dat niet doen is lafheid. Maar we moeten wel open staan voor de ideeën van anderen en dat kan alleen in een samenleving waarin iedereen vrij is om te spreken.
Juist een volledige vrijheid om onze opvatting tegen te spreken en te weerleggen, is de beslissende voorwaarde die ons het recht geeft om aan te nemen dat zij waar zijn en ernaar te handelen.
[…]Ons vertrouwen in de dingen die wij met het meeste recht kunnen geloven wordt door niets gegarandeerd, behalve door de open uitnodiging aan de hele wereld om te bewijzen dat zij ongegrond zijn.
[…]De geregelde gewoonte om de eigen mening te corrigeren en aan te vullen door deze met die van anderen te vergelijken, is de enige solide basis waarop men met recht kan vertrouwen, in plaats van een oorzaak van twijfel en aarzeling.
Deels juist
In de praktijk zijn de gangbare overtuigingen zelden volledig juist, maar veelal slechts deels. We kunnen deze opvattingen alleen bijstellen door te luisteren naar anderen.
Mill geeft wetenschap – die zich volgens wetenschapsfilosoof Asimov ontwikkelt omdat ze steeds dichter bij de waarheid komt – als voorbeeld waarin deels ware opvattingen elkaar aanvullen :
bij elk onderwerp waarover verschil van mening mogelijk is, hangt de waarheid af van een evenwicht dat bereikt moet worden tussen twee stelsels van elkaar bestrijdende redeneringen. Ook in de natuurkunde is er altijd een andere verklaring mogelijk van dezelfde feiten; een geocentrische theorie in plaats van een heliocentrische, flogiston in plaats van zuurstof; en ment dient aan te tonen waarom de andere theorie niet waar kan zijn; zolang dat niet gebeurt en wij niet weten hoe dat mogelijk is, begrijpen wij de grondslagen van onze opvattingen niet.
Het feit dat we het vaak maar deels juist hebben, toont het belang aan van een breed politiek spectrum, dat met elkaar in gesprek gaat:
Het is welhaast een politieke gemeenplaats dat een partij van rust en orde en een partij van vooruitgang en hervorming beide noodzakelijke elementen zijn van een gezonde politie situatie […] Beide denkwijzen ontlenen hun nut aan de tekortkomingen van de ander; en het is in belangrijke mate het verzet van de ander dat ieder binnen de grenzen van redelijk en gezond verstand houdt.
Volledig onwaar
Soms hebben we het wel juist en is de tegengestelde overtuiging volledig onwaar. Zelfs dan is het volgens Mill van groot belang dat die onware overtuiging uitgesproken kan worden, zelfs voor de bezitters van de waarheid.
Het dwingt ons namelijk onze eigen positie beter uit te denken:
Er zijn maar weinig dingen waardoor men zijn verstand beter kan ontwikkelen dan door het leren kennen van de grondslagen van zijn eigen opvattingen.
Eveneens dwingt het ons om de argumenten van de ander serieus te nemen, wat volgens Mill de manier is om te voorkomen dat we dogmatisch worden, vastgeroest raken in onze eigen overtuigingen.
De noodlottige neiging van mensen om niet langer over iets na te denken, zodra dit niet langer aan twijfel onderhevig is, is de oorzaak van de helft van al hun dwalingen.
Daarom onderzoek ik als vegetariër argumenten om vlees te eten.
Grenzen aan de vrijheid van meningsuiting
Als laatste vraagt Mill zich de grenzen af die we moeten stellen aan de vrijheid van meningsuiting, ‘op voorwaarde dat dit op gematigde wijze gebeurt, en de grenzen van een eerlijke discussie niet te buiten gaat.’
Ik zou allerlei redenen kunnen noemen waarom het onmogelijk is vast te stellen waar deze veronderstelde grenzen gelegd moeten worden; want als het criterium moet zijn dat de mensen die aangevallen worden daar aanstoot aan nemen, dan denk ik dat de ervaring leert dat mensen aanstoot nemen, zodra een aanval overtuigend en krachtig is, en dat zij iedere tegenstander die hen in het nauw brengt en op wie zij maar moeilijk een weerwoord hebben, onredelijk vinden, zodra hij van een goed gefundeerde mening over het onderwerp blijk geeft.
Tot slot benadrukt hij het oprechte spreken. Willen de vrijheid van denken en spreken tot zijn recht laten komen dan moeten we trouw zijn aan de argumenten, en ons niet laten leiden door retorische trucjes en andere sofistische onsmakelijkheden:
Wij moeten iedereen veroordelen, aan welke kant hij ook staat, in wiens manier van argumenteren gebrek aan eerlijkheid, kwaadwillendheid, dweepzucht of onverdraagzaamheid tot uiting komen; maar wij mogen deze ondeugden niet afleiden uit het standpunt dat hij inneemt, ook al is het tegengesteld aan het onze; en wij moeten verdiende eer geven aan iedereen die, wat voor mening hij ook heeft, kalm genoeg is om in te zien en eerlijk genoeg om te zeggen wat zijn tegenstanders en hun opvattingen werkelijk zijn, zonder iets in hun nadeel te overdrijven of iets achter te houden dat in hun voordeel spreekt of zou kunnen spreken. Dit is de werkelijke moraal van de openbare discussie; en ook al wordt zij dikwijls geschonden, ik ben toch gelukkig met de gedachte dat er veel polemisten zijn die haar in ruime mate eerbiedigen, en nog veel meer die daar oprecht hun best voor doen.
Over vrijheid is een uitermate belangrijk werk waarvan ik slechts één hoofdstuk heb uitgelicht. Iedereen die zich interesseert in politiek en filosofie zou het moeten lezen. Al is het maar zodat we nooit vergeten waarom de enorme vrijheid van meningsuiting die we nu in ons land hebben, het beschermen waard is. Vul je leeservaring aan met andere teksten over vrijheid en lees wat de stoïcijnse filosoof Epictetus vertelt over vrijheid en waarom we volgens Sartre altijd en overal vrij zijn.
5 comments
Vrijheid van meningsuiting gaat over meningen, dat wil, in een wat engere zin, zeggen: de vrijheid om een uit weloverwogen argumenten opgebouwde bijdrage aan een discours te uiten. De wetgever heeft haar ooit bedoeld om de onmachtige burger een stukje gereedschap in handen te geven om zich te kunnen weren tegen een al te machtsbeluste overheid. Een kwestie, zo valt niet moeilijk in te zien, die vandaag de dag nog/weer springlevend is.
Niet elke uiting, verbaal of anderszins, is daarbij inbegrepen. Gebruiksaanwijzingen, smartlappen, studieboeken, voetbalanalyses, beledigingen en verwensingen, en nog duizend andere varianten -en dus ook oproepen tot geweld- vallen er niet onder.
Dat wil niet zeggen dat ze toegestaan dan wel verboden zijn, of onoirbaar of niet. Het betekent alleen dat de legitimiteit om ze te uiten niet voortvloeit uit de vrijheid van meningsuiting, maar uit een andere bron. Het wil wel zeggen dat je, als je iemand verrot wilt schelden, of oproept om de woning van de oppositieleider in brand te steken, je je niet op de vrijheid van meningsuiting kunt beroepen.
Ik ben een tegenstander van volledige vrijheid van meningsuiting. Oproepen tot geweld tegen een bepaalde groep is volgens mij verboden en dat moet ook zo blijven. Volgens mij is ook Mill het eens met deze vrijheidsbeperking want een ultilitarist wilt toch juist pijn vermijden?
Ik ben geen tegenstander, een open vrije meningsuiting is niet hetzelfde als oproepen tot geweld dat slechts een vorm van eenzijdige meningsuiting is en dogmatisch van aard omdat je hiermee een prikkel geeft aan mensen wier psyche chaotisch is, en aanzet tot het nemen van acties die door de meerderheid van de mensen afgekeurd of niet als legitiem wordt gezien !
Vrije meningsuiting hoort bij discussie voeren en dan gaat dat niet om het eigen gelijk of om de beoordeling die daaraan gegeven wordt, hoogstens kun je met vrije meningsuiting geen afdwingbare gedachtegoed, wat vaker cultureel bepaald is , opleggen of mensen het zwijgen toe te passen, hiermee kun je gemakkelijk het gelijk halen maar het achterliggende idee van een discussie is in essentie nog steeds openstaan voor iemands ideeën en welke inzichten je opneemt om hier iets mee te doen.
Dank voor de mooie artikelen, leest erg fijn en geeft inspiratie. Neem regelmatig de tijd om een artikel te herlezen.
Bedankt Florian, ontzettend leuk om te horen!