Theorieën zijn niet zozeer fout als wel onvolledig
We vliegen voor een zakcentje de wereld over, dragen massaal brillen en lenzen en staan via het internet rechtstreeks in verbinding met zowat de gehele mensheid. Als we dit vergelijken met hoe de mens nog geen drieduizend jaar geleden leefde, dan lijkt het vanzelfsprekend dat we kunnen spreken over wetenschappelijke vooruitgang. We heersen over de natuur. We wonen massaal onder zeeniveau, dankzij onze dijken, en weten dankzij buienradar of we een paraplu mee moeten nemen als we onze hond uitlaten.
Toch valt de vraag of we kunnen spreken van wetenschappelijke vooruitgang filosofisch gezien niet zo eenvoudig te beantwoorden. Wetenschappelijke vooruitgang impliceert dat we meer weten dan voorheen en weten impliceert dat we toegang hebben tot hoe de wereld werkelijk in elkaar zit. Maar hoe weten we dat we het nu bij het juiste einde hebben? Dat we nu de wereld echt begrijpen? Dacht niet iedere generatie dat altijd?
In zijn essay The Relativity of Wrong reageert Isaac Asimov (1920-1992) op een brief waarin een student Asimov exact die vragen stelt. De student schrijft dat in iedere eeuw mensen hebben gedacht de wereld te kennen, maar dat ze stuk voor stuk in latere eeuwen in het ongelijk zijn gesteld. Hieruit concludeert de student dat het enige dat we kunnen zeggen over de huidige wetenschap is dat we het onjuist hebben. In het motto van Socrates in de Apologia:
Ik ben een wijs man, omdat alleen ik weet dat ik niets weet.
Asimov reageert hierop door kennis niet op te vatten als het bezitten van waarheid, maar als het minder fout hebben. Hij stelt dat er verschillende graden van onjuistheid zijn. Hij illustreert dit standpunt met een aantal voorbeelden.
Stel je voor dat twee kinderen gevraagd worden om suiker te spellen. De ene spelt het als s-u-i-k-u-r en de ander als g-h-t-z-v-f, dan kunnen we zeggen dat het eerste kind het minder fout had dan de tweede.
Een ander voorbeeld dat hij geeft is het beeld dat mensen hadden van de aarde:
Toen mensen dachten dat de aarde plat was, hadden ze het fout. Toen mensen dachten dat de aarde een bol was, hadden ze het fout. Maar als je denkt dat het denken dat de aarde een bol is net zo fout is als het denken dat de aarde plat is, dan is jouw standpunt fouter dan die twee bij elkaar genomen.
Vervolgens legt Asimov uit dat theorieën niet zozeer verkeerd zijn, maar vaak incompleet. Bijvoorbeeld dat het idee van een platte aarde helemaal niet zo gek was. De aarde is vanuit een bepaald perspectief ook bijna plat.
Slechts bij het overbruggen van grote afstanden kan het duidelijk worden dat die niet helemaal plat is. Het is een verschil tussen een curve van 0 (idee van een platte aarde) en 0,000126 per mijl (nu gemeten). Daarom noemt hij de platte aarde slechts een beetje verkeerd. Voor iedere aardbewoner drieduizend jaar geleden was het idee van een platte aarde immers een adequate voorstelling om te leven.
De platte-aarde-theorie was succesvol omdat het slechts deels fout was en het is pas verdwenen toen de theorie van de bolvormige aarde zich steeds verder verspreidde. Die theorie blijkt echter ook niet helemaal te kloppen, de diameter van twee punten op de evenaar is langer dan de kortste lijn van de Noord- naar de Zuidpool.
Asimov schrijft:
als er meer dan een kleine verbetering nodig was, dan had de oude theorie het nooit zolang volgehouden.
Hij noemt vervolgens de verandering van het geocentrische wereldbeeld, waarin de zon om de aarde draaide, naar het heliocentrische wereldbeeld, waarin de aarde om de zon draait, als voorbeeld hiervan. De oude theorie gaf vrij goede resultaten en heeft het daarom zo lang volgehouden, en de nieuwe theorie zou slechts een verbetering zijn op een deels onjuiste theorie.
Het mooie aan Asimovs idee over wetenschappelijke vooruitgang is dat het het woord waarheid, en daarmee de aanspraak op het werkelijk kennen van de wereld, vermijdt. We hoeven niet meer te spreken in termen van waarheid om te kunnen spreken over wetenschappelijke vooruitgang, maar slechts in meer of minder onjuist.
Daarmee zijn de problemen van de student, die het motto van Socrates hanteerde – ik weet slechts dat ik niets weet – ontweken, al dan niet opgelost. We kunnen wel degelijk spreken van wetenschappelijke vooruitgang volgens Asimov: we hebben het steeds minder verkeerd. En dat heeft ervoor gezorgd dat ik dit nu vanaf achter mijn laptop dit typ en jij op een totaal andere plaats, wellicht vanachter een bril, dit nu leest.
The Relativity of Wrong is een heel kort tekstje, nauwelijks langer dan dit artikel, en zeker de moeite waard om in het geheel te lezen. Bekijk ook eens Jean-Paul Sartre over vrijheid, John Stuart Mill over het belang van de vrijheid van meningsuiting en waarom het volgens Democritus onethisch is om zelf kinderen te krijgen.