Vrienden die mijn studentenkamer betreden stoppen vaak eerst voor de boekenmuur, een stapel boeken gelegd als bakstenen van de grond tot aan het plafond. ‘Maar hoe pak je dan een boek?’ is de meest gehoorde vraag. ‘Het is als Jenga,’ zeg ik dan, ‘vandaar de lege plekken.’
Het tweede wat hen opvalt is dat er geen bed staat. Iedereen vraagt dan altijd waar ik slaap. Soms wijs ik naar de bank. Andere keren mompel ik ‘boven’. Heel af en toe spreek ik de waarheid. Ik slaap op de grond.
‘Waarom?’ volgt iedere keer. Vandaar dit stukje.
Filosoof als voorbeeld
Het begon met mijn fascinatie voor de filosoof Diogenes van Sinope (404 – 323 v.Chr.). Hij gedroeg zich als een hond: slenterde overdag over straat, at alles wat hij tegenkwam en masturbeerde in het openbaar als een uiting van vrijheid. Een moderne Diogenes zouden we afvoeren naar het gesticht.
Wat mij zo aanspreekt in Diogenes is zijn onverbiddelijke hardheid voor hemzelf en de totale verwevenheid van denken en doen.
Ontelbare filosofen menen precies te weten hoe ze moeten handelen, maar ze doen het niet. Ze zijn hypocriet. Ik hoorde laatst dat de vorige hoogleraar Ethiek van mijn universiteit is opgepakt voor het klooien met koorknaapjes. Dan ben je de naam filosoof niet waardig. (Althans, niet in onze eeuw.)
Nietzsche beschreef deze verwevenheid tussen denken en handelen mooi in zijn essay Schopenhauer als opvoeder:
Het voorbeeld moet door het zichtbare leven en niet alleen door boeken gegeven worden, dus op de manier zoals filosofen van het oude Griekenland doceerden: méér door hun gelaatsuitdrukkingen, houding, kleding, eetgewoonte en zeden dan door hun spreken of zelfs te schrijven.
Diogenes leefde zijn filosofie. Hij meende dat bezit je vrijheid beperkt en bezat daarom niet meer dan een doek om zijn middel en een kleine zak om eten in te bewaren. Hij sliep in een kruik.
De aarde
In onze tijd is het populair gedachtegoed om begaan te zijn met het lot van de aarde, waarmee eigenlijk bedoeld wordt het lot van de komende generaties op aarde. Want om de aarde zelf geven we niet. Terecht, de aardkloot geeft ook niet om ons, maar is wel de bestaansgrond van ons bestaan. Ook ik wil dat mijn kinderen de kinderen van hun kinderen een toekomst kunnen geven.
De stap van het begaan zijn met … naar er iets aan doen, is voor velen een onoverbrugbare kloof. We weten het, maar doen het niet. We zijn hypocriet.
We zijn van zoveel afhankelijk om ons niet slecht te voelen. Zonder shampoo voelen we ons vies. Zonder koffie barst onze kop. Zonder bed vatten we geen slaap. We plunderen de wereld om ons oké te voelen.
Diogenes had dat allemaal niet nodig. Hij was daarmee vrijer en misschien wel rijker dan we nu zijn, zou Marc Dwane zeggen.
Minder willen
In onze tijd klinkt Diogenes’ roep tot minimalisme aantrekkelijker dan ooit tevoren. Al helemaal omdat het nu niet meer alleen om ons eigen geluk gaat, maar om de bestaansgrond van de gehele mensheid, de aarde.
Er is maar één mogelijk antwoord: minder willen. Minder vlees. Minder vliegreisjes. Minder kleren. Minder comfort. Meer bibberen.
Zo ontstond het idee om het allervanzelfsprekende comfortlaagje in te leveren, mijn bed. Het is een ode aan Diogenes’ levensstijl. Het is een harde herinnering dat een filosoof niet iemand is die alleen in de boeken, of tegenwoordig op het internet, bestaat, maar dat filosofie en praktijk onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.
Nogmaals Nietzsche:
Voor mij telt een filosoof mee in de mate waarin hij in staat is een voorbeeld te geven.
Dus ik slaap op de grond.
En ach, het ligt best prima.
1 reactie
En ik vlieg niet elk jaar naar de andere kant van de wereld…