Op een bepaalde manier is de Ilias totaal krankzinnig. We volgen de Grieken in het negende jaar van hun gevecht tegen Troje en haar bondgenoten om een vrouw terug te krijgen. Ontelbaar veel mannen verliezen het leven, ontelbaar veel vrouwen verliezen hun geliefden, ontelbaar veel kinderen wachten tevergeefs een decennia in hun moederland op de terugkeer van hun vaders. De ene held na de ander wordt door Homerus in het gedicht geïntroduceerd, om de volgende pagina alweer met een speer door zijn keel het verhaal te verlaten. Die namen vergeet je tijdens het lezen weer. En voor wat? Een vrouw? Het lijkt allemaal zo zinloos.
Slechts de allergrootste helden, de grootste moordenaars, van de beste komaf, met de breedste schouders, de grootste bronzen speren en de mooiste haren blijven je bij: Achilles, Agamemnon, Patrokolos, Ajas, Paris en Hector om er maar een paar te noemen. Maar de ruim zeshonderd andere helden lijken slechts lettercombinaties, potentieel hondenvoer, wandelende lijken goed om geraakt te worden wanneer een speer zijn oorspronkelijke doelwit mist.
Polydamas liep weg en snel wierp Ajas
zijn schitterende speer. Het zwarte doodslot
wist hij zelf te ontwijken met een zijsprong,
wel kreeg Archelochos, Antenors zoon,
het wapen in zijn lijf. Zijn ondergang
was door de goden vastgelegd. Hij trof hem
op het verbindingspunt van hoofd en nek,
de hoogste wervel en hij sneed hem daar
de beide pezen door. Hoofd, mond en neus
belandden bij zijn val veel eerder op
de grond dan knie en been van deze held. (14. 460-468)
Het beste kan ik dit illustreren met nog een fragment. Tijdens het lezen had ik af en toe en grote K in de zijlijn gezet zodat ik de meeste geweldige stukjes terug zou kunnen vinden:
Hippolochos sprong van de wagenbak
en werd door Agamemnon op de grond
gedood: hij hakte hem de armen af,
hieuw ook zijn hoofd af met zijn zwaard en gaf
zijn romp een stoot zodat hij als een rolsteen
bleef wentelen door al het krijgsgewoel. ( 11. 145-148)
Het hele karakter Hippolochos zei mij bij het herlezen helemaal niets meer. Wat blijkt, boven het bovenstaande stukje wordt de broer van Hippoloschos, genaamd Peisandros, ook door Agamemnon geveld. Daarvoor wordt er beschreven van wie de broers de zoon zijn, uit welk land zij komen, en hoe zij om vergeving smeekten bij Agamemnon. De afloop van deze twee broeders is u, en mij, inmiddels bekend – morsdood. Tijd geeft Homerus je echter niet om stil te staan bij het einde van deze twee knapen. Het gedicht als de tiereweer weer verder. Nieuwe helden worden genoemd en met speer en pijl geslacht.
Hij sloeg na hem Demoleon, zoon van
Antenor, goede hulp in het gevecht.
Hij trof hem in de slaap dwars door de helm
met bronzen wangstuk, want de helm van brons wist
de speerpunt niet te stuiten: deze vloog
erdoor en hij verbrijzelde het bot.
Zijn hersenpan was helemaal met bloed
bevlekt. Zo velde hij hem in zijn aanval. (20. 395-402)
Waarom ze allemaal noemen?
En toch, en dat is het opmerkelijke, krijgen al deze helden even de kans om in het verhaal te schijnen. Waarom introduceert Homerus überhaupt iemand om zeven regels later een andere held een massief rotsblok door zijn hoofd te laten werpen? Vanuit moderne verhaalvertellingsregels is dit amateuristisch: de lezer krijgt geen kans zich werkelijk met deze karakters te identificeren dus zou het beter zijn ze werkelijk anoniem te laten sterven en niet nog even hun naam en herkomst te roepen.
(Te) vaak dacht ik: wat is het hele punt van deze verdomde oorlog? Waarom lees ik dit boek? Waarom is Homerus’ Ilias zo’n beroemd en hooggewaardeerd literair stuk? Nog meer mensen gaan dood, geef de Grieken gewoon die vrouw terug en klaar is kees. Maar nee, eer enzo, voorkwam dat en de slachting zet zich voort. De ene held naar de ander sterft.
Maar na een tijdje krijgt deze stroom namen, deze stroom bloed, meer betekenis. Het deed mij realiseren dat iedereen die sterft familie heeft, vrienden, mensen die om hun dood zullen rouwen. De werkelijke anonieme dood zoals we in moderne Hollywood films vaak zien, waar de protagonist alles overleeft en figuranten kansloos in de achtergrond worden geslacht – vaak meerdere malen omdat dat goedkoper is dan meer figuranten huren –, is dat niet veel onmenselijker dan wat Homerus doet? Homerus geeft ons in ieder geval een blik van de gevallenen. Hij toont mij dat ieder mens zijn eigen verhaal en verdriet kent.
Hij hunkerde ernaar Idomeneus
te treffen. Deze aws hem voor en trof
toen met zijn lans diens keel onder de kin
en dreef de bronzen speer er dwars doorheen.
Hij stortte neer zoals een eik, een witte
abeel of ranke pijnboom in de bergen
neerstort, als timmerlui ze voor de scheepsbouw
neervellen met hun pas gescherpte bijlen –
zo lag hij uitgestrekt voor span en wagen,
hij brulde, krabde het bebloede stof. (13. 387-393)
Ilias toen en nu
Oorlog kennen we nog steeds op vele plekken ter wereld. We strijden met woorden, messen, automatische pistolen, zelfmoordenaars (ik weiger het woord terrorist hier te gebruiken), drones – die binnenkort werkelijk het abel ‘automatisch’ verdienen – en soms zelfs gewoon nog met onze vuisten. Ieder conflict kent haar eigen historie en achtergrond en deze te reduceren tot enkele termen zou afbreuk doen aan de complexiteit van de wereld. Maar een oorlog om een vrouw? Het lijkt zo zinloos en niet van deze tijd, maar wellicht is het te makkelijk om dit af te doen als een barbaars fenomeen.
De Ilias is zeker niet de laatste keer dat zoveel bloedvergieten de diefstal van een vrouw volgde. Denk aan het Colombiaanse drugskartel dat talloze communistische vrijheidsstrijders afslachtte omdat ze de dochter van één van de drugsbazen had ontvoerd.
En maakt de oorspronkelijke reden van de oorlog eigenlijk wel zoveel uit? Andere oorlogen zijn overigens heus niet allemaal minder krankzinnig – een oorlog begonnen vanwege massavernietingswapens maakt het leed echt niet minder. Anoniem bloedvergieten vindt plaats in iedere oorlog; voor de nabestaanden is dat bloed helaas was minder anoniem.
Door Meges werd Antenors zoon Pedaios
gedood, een bastaard, die de goddelijke
Theano grootgebracht had met dezelfde
zorg als haar eigen kroost om een genoegen
te doen aan haar gemaal. De zoon van Fyleus,
die om zijn speer beroemd was, naderde
en trof zijn nekspier met zijn scherpe lans.
Het brons drong onderaan dwars door zijn tanden
en sneed zijn tong af onder bij de wortel.
Pedaios stortte neder in het stof,
zijn tanden beten op het ijzig ijzer. (5. 69-75)
Zoveel mensen sterven door iets wat ik niet anders dan stom kan noemen: een kogel, een bom of rondvliegend puin. Als het niet door een mens gebeurt, dan gebeurt het wel door wat anders stoms. Kanker is ook stom, een auto ongeluk eveneens.
Ondanks, of juist dankzij de talloze slachtingen in Homerus’ Ilias, leren we dat de dood op ons allen wacht en dat alles en iedereen een verhaal kent. Een speer of zwaard zal niet snel meer ons leven beëindigen, maar ook wij kunnen ons noodlot niet ontlopen. Ze ontmoet ons in de gedaante van een BigMac, een malariamug of een AK-47. Uiteindelijk kunnen wij haar niet voorkomen.
Anoniem of niet, de dood wacht op ons allen. Het enige wat wij kunnen doen is het leven even omarmen.
Dit gedicht is veel meer dan alleen wapenfeiten, hele hoofdstukken worden geweid aan de Goden, aan paardenspelen, aan de rouw, aan het smeken voor het lijk van Hector, aan vriendschap en wrok. Het verhaal kent veel meer diepgang en lijnen dan ik hierboven heb neergezet, maar wat mij het meeste opviel was toch wel de bijna oneindige stroom aan nieuwe helden die het toneel betraden en aftraden. Dat is dan ook de reden dat ik daarover schreef. Maar lees vooral dit prachtige werk zelf en haal je eigen verhaal eruit.