Stel je voor: Heel je leven staat al vast bij je geboorte. Jij krijgt de dieptepunten alvast te horen: je gaat je vader vermoorden, je moeder trouwen en haar meermaals bezwangeren. Wat doe je? Je probeert dit te voorkomen en slaat op de vlucht naar een ander land. Maar juist door je omzwervingen landt jouw speer in je vader en je andere, ietwat kleiner en minder puntige speer, in je moeder (en vervul je alsnog je lot). Dat is in kort het verhaal van Oidipous van de tweede grote Griekse tragedieschrijver, Sofokles.
Oudipous, leider en held van de stad Thebe, gaat op zoek naar de moordenaar van de vorige koning, Laios, niet wetende dat hij zelf degene was die de vorige koning, zijn vader (hij weet ook niet dat het zijn vader was), heeft vermoord. Oidipous spreekt alvast dreigende taal uit richting de moordenaar:
De man, wie hij ook is, mag in dit land,
waar ik de koninklijke macht bezit,
geen mens meer opnemen of aanspreken,
geen mens meer laten delen in gebed
en offer, of van wijwater voorzien.
Hij moet verstoten worden uit elk huis,
want hij bezoedelt ons, zoals mij juist
door het orakelwoord is aangetoond.Ook bid ik dat de dader, of hij nu
alleen onopgemerkt bleef of met meer,
ellendig een verloren leven slijt.
Het levert komische maar vooral tragische momenten op waarin anderen Oidipous niet de waarheid durven te vertellen, en als ze het wel doen gelooft hij ze niet. Hij noemt de waarheidsprekers leugenaars en blinden, maar meer bewijs stapelt zich op en uiteindelijk komt hij tot het inzicht dat hij zelf de blinde was.
Zijn vrouw, oftewel zijn moeder, hangt zichzelf op. Oidipous steekt uit schaamte en verdriet zijn eigen ogen uit. Hij zag als laatste de vreselijke waarheid en keert liever terug naar de blindheid. Sommige dingen zijn wellicht beter om niet te zien.
Inwoners, van Thebe, onze vaderstad, zie, dit is Oidipous,
die het beroemde raadsel wist en een zeer machtig man was,
iemand naar wiens geluk geen burger zonder afgunst opkeek.
Wat een vloed van gruwelijke rampen heeft hem overspoeld!
Daarom moet men als sterveling bedacht zijn op de aanblik
van die laatste dag en nooit iemand gelukkig noemen voordat
hij de eindstreep van het leven gepasseerd is zonder pijn.