Dit is een Japanse parel, denk ik. Ik vond het schitterend en heb het meteen een tweede keer gelezen. Werkelijk uitmuntend. De vraag is natuurlijk waar ik dit over zeg.
Even voor iedereen die de afgelopen tijd onder een boekenkast heeft geleefd: ruim een maand geleden ben ik begonnen met blind lezen. Ik heb jullie gevraagd om een boek af te plakken, mij het op te sturen en dan bespreek ik het, zonder dat ik weet welk boek ik gelezen heb.
Vandaag is het tijd voor editie 2. Arjo, met wie ik al geruime tijd brieven wissel heb was zo goed mij dit werkje te sturen. En heel toepasselijk, gaat dit over het versturen van brieven, het te weten komen van andermans geheimen en de noodzaak jezelf bloot te geven:
p. 14. Mensen zijn dwaze wezens, die graag willen dat anderen weten wie zij werkelijk zijn. Aldus een van de brievenschrijvers.
Ik zal zo vertellen waarom dit kleine boekje groots is, dan ga ik proberen te raden wie het geschreven heeft en daarna zullen we zien hoever ik er vandaan zit. Daar gaan we.
Op de eerste pagina maken we kennis met de ik-figuur, een Japanner die af en toe gedichten schrijft en een gedicht heeft gepubliceerd in een tijdschrift genaamd Vrienden van de jacht.
Het is vrij melancholisch en past zeker niet in een blad waarin kwistig gestrooid wordt met termen als ‘weg van de jager’, ‘sportmanship,’ en ‘gezonde hobby.’ Hij verwacht na afloop dan ook boze reacties, maar die blijven uit. Sterker nog, niemand reageert op zijn stuk, tot hij een brief ontvangt van een volslagen onbekende, genaamd Jõsuke Misugi (Joh-skay Mi-su-gee).
Deze Jõsuke geeft te kennen dat het gedicht over hem gaat en wil graag dat ons ik-figuur hem leert kennen. Daarom voegt hij drie brieven toe, van drie vrouwen die aan Jõsuke hebben geschreven en de rest van het boek, afgezien van de laatste pagina wanneer we weer terugkeren naar de ik-figuur, bestaan uit die drie brieven.
Heel kort:
Allereerst is er brief van zijn nicht (shjoh-ko), die vertelt dat ze erachter is gekomen dat haar Moeder, die net overleden is al 13 jaar een relatie met Jõsuke had.
Dan is er een brief van de vrouw van Jõsuke, Midori: ze vertelt dat ze al die tijd van die geheime relatie wist.
Dan is er een brief van de Moeder van Shoj-ko, Saiko: die vertelt wat ze voor Jõsuke voelde.
Hiermee doe ik de complexiteit en gelaagdheid absoluut geen recht aan, maar geeft een heel klein beetje een idee waar het over gaat. Via de verschillende brieven die niet geheel overlappende ideeën geven van de relaties, leren we de persoon Jõsuke kennen en de drie vrouwen.
Drie dingen die het zo goed maken:
- Allereerst de gelaagdheid. De brieven sluiten niet perfect aan of spreken elkaar af en toe tegen. Zo is er de cruciale passage waarin de vrouw van Jõsuke, Midori, de geliefde, Saiko confronteert en zegt dat ze het al die tijd al wist. Zowel Midori als Saiko beschrijven die situatie en hoe de ander reageert. Je kunt deze brieven niet over elkaar leggen. Zelfs de woorden die Midori zou hebben gezegd zijn in de brieven anders. Daarmee laat de auteur via wat wel geschreven wordt zoveel zien over wie de personage’s zijn – en daar kom je alleen achter door het contrast. Formidabel.
- Dan het voyeurisme: de brieven hebben allen een eigen stijl, allemaal persoonlijk, doch niet opdringerig. Dit lezen is als het lezen van niet één dagboek, maar drie. Mensen hebben misschien de behoefte gekend te worden – maar we hebben ook de behoefte om te kennen. Een van de grootste redenen om literatuur te lezen is om achter het masker te kijken. We hebben louter toegang tot ons eigen hoofd maar literatuur geeft ons soms het idee dat we een kijkje kunnen nemen in de rijkdom en verstrooidheid van een andere geest. Zodat we beseffen: we zijn niet alleen.
- Ten derde, wat ik ontzettend knap vind is hoe het boek speelt met het thema liefde. In de brief van Saiko beschrijft ze dat ze ooit op de middelbare school werkwoorden in de bedrijvende en lijdende vorm moesten opschrijven. p. 60 voorlezen Slaan/geslagen worden Zien/gezien worden In beminnen zit ook die poging de ander te leren kennen. En waarom willen we bemind worden – of vinden we dat soms heel eng? Omdat iemand ons dan ziet voor wat we zijn. Het boek speelt voortdurend met dit beminnen en leren kennen. Het giert van het bedrog en pas in een tweede lezing kon ik veel inkleuren. Het is een spel. Het is literatuur. Het is fictie.
Dit, wil ik sowieso nog vaker lezen. Bedankt, Arjo.
Dan nu de vraag: over wiens werk ben ik in godsnaam zo lovend? Ik ga zo kijken, maar eerst nog tijd voor een gok – alhoewel, gok, ik denk dat ik over een aantal zaken vrij zeker kan zijn.
Allereerst de vraag: wanneer is het geschreven?
Het hele verhaal speelt zich af in de periode tot net na de Tweede wereldoorlog. Ik vermoed dat het iets later is geschreven. Het draagt veel van deze treurige periode in de thematiek. Ik verwacht jaren vijftig, ook al zag ik het volgende staan in het notenapparaat:
Voorlezen noot 5.
Dit geeft mij heel sterk het vermoeden dat het gaat om een vertaald werk, uiteraard vertaald naar het Nederlands in of vlak na 2010. Toch zegt mijn intuïtie me dat het al veel eerder geschreven, maar slechts later vertaald of ‘ontdekt,’ zoals we dan zeggen.
Mijn complimenten trouwens aan de vertaler. Ik kan uiteraard niet oordelen over hoe het zich verhoudt tot het origineel, maar ik ben nergens over gestruikeld.
Dan de vraag: wat is de sekse van de auteur die dit geschreven?
Ik weet het niet. Dit is zo gelaagd, zo anders, het draagt voor mij alleen de signatuur van een grote schrijver. Maar als je een jachtgeweer op mijn kop zou richten en mij zou dwingen te kiezen, dan zeg ik: een man.
En dan de ultieme vraag: wie heeft dit geschreven?
Ik had heel lang geen flauw idee en wist alleen vrij zeker dat het niet Murakami was (ja tot zover rijkt mijn kennis van Japanse auteur.)
Maar tijdens de tweede lezing gaf het notenapparaat ineens een wel heel grote hint:
Noot 18 voorlezen.
Het probleem is alleen dat ik geen idee heb wie deze Inoue is. Mogelijk een 25 jarige geniale snotneus die dit op zijn twintigste als debuut heeft geschreven, misschien een vrouwelijke, inmiddels overleden auteur die de nobelprijs voor de literatuur heeft geschreven.
Maar als ik wederom moet gokken: ik denk dat het een hij is, die inmiddels overleden is en bij het schrijven van dit werk de zestig al gepasseerd was.
Tijd om te kijken: